In het bekende gedicht ‘Tijd’ beschrijft ze een droom waarin zij langzamer leefde dan de oudste steen. Vanuit dat perspectief ziet zij de afwisseling van dag en nacht als een constante flikkering en de getijden als een haastig zwellen en slinken. Kortom: door helemaal uit te zoomen en haast stilstaand het verstrijken van de tijd waar te nemen, beseft ze tegelijk het wanhopig-wrede daarvan en de nietigheid van de mens. ‘Hoe moet ik dat weer ooit vergeten?’, vraagt de dichter zich af.
In het gedicht ‘De krekels’ beschrijft ze een soortgelijke ervaring: de illusie van uit de tijd te kunnen stappen wordt bruusk verstoord:
Die laatste regel is een schrijnende samenvatting van het leven: een langzaam opslijten. Vasalis’ aandacht voor het thema van de sterfelijkheid brengt onder meer met zich mee dat ze een voorliefde lijkt te hebben voor de herfst en de avond. Toch is deze debuutbundel van Vasalis – met maar 21 gedichten – zeker geen droevige bundel. Zoals ze in haar gedichten graag de stijlfiguur van de paradox gebruikte (‘ik voelde me bedroefd en goed’), is ook de sfeer in deze bundel paradoxaal. De herfstige stemming gaat immers samen met een voortdurend ontsnappen daaraan, hetzij door een soort dromerigheid, hetzij door een wilde uitbarsting van levensvreugde. Niet onverwachts kan de lente als tegengif dienen voor de herfststemming:
Ook bij de gewone lezers is Vasalis al decennialang een populaire dichteres, die heel wat ‘klassiekers’ op haar naam heeft, zoals het gedicht ‘De idioot in het bad’. Dat gedicht gaat niet enkel over een zwakzinnige man die zijn zorgen vergeet wanneer hij een bad neemt, maar ook over ieder van ons, die af en toe gelukkig kan zijn wanneer hij of zij vergeet dat hij een bange idioot is in stijve, harde kleren.
Anekdotische voorvallen (een onweer, een busrit, een fanfare die langskomt) vormen bij Vasalis vaak de aanleiding om een gedicht te schrijven. Vertrekkend vanuit de eigen ervaring, toont ze de lezer hoe in elke gebeurtenis een diepere laag kan aangeboord worden, hoe elk detail ons iets kan vertellen over wat er achter de tastbare werkelijkheid schuilgaat. Het is aantrekkelijk voor een hedendaagse lezer dat die spirituele dimensie niet religieus gekaderd wordt: Vasalis heeft het niet over God. Vooral de natuur maakt in haar een spiritualiteit wakker. Het oevergras waardoor laag de zon schijnt, het ‘wit gezicht der stille maan’, een ziedend onweer waardoor zij gelouterd wordt.
De poëzie van Vasalis lijkt niet te verouderen. Misschien dan toch een kleine triomf tegen de onverbiddelijke tijd?
Meer weten?
Geluidsfragmenten en meer vind je op de site van het Literatuurmuseum
Vasalis
M. Vasalis (Den Haag, 1909 – Roden, 1998) is het pseudoniem van Margaretha Droogleever Fortuyn Leenmans, een Latijnse variant voor haar familienaam. Ze studeerde geneeskunde en antropologie in Leiden, en specialiseerde zich later in de psychiatrie en de neurologie. Na haar studies werkte ze eerst als arts, later als kinderpsychiater.
Vasalis schreef al in haar studententijd maar debuteerde pas in 1940 met de novelle Onweer. Op enkele essays na schreef ze daarna alleen nog poëzie. Parken en woestijnen (1940) was meteen een groot succes. Later volgden nog drie bundels: De vogel Phoenix (1947), Vergezichten en gezichten (1954) en De oude kustlijn (postuum uitgegeven in 2002). Vasalis putte haar inspiratie gedeeltelijk uit haar eigen leven. Zo verwerkte ze in De vogel Phoenix de dood van haar jong gestorven zoon. Desondanks is haar werk heel herkenbaar, in haar zoektocht naar samenhang in de chaotische werkelijkheid.
Hoewel Vasalis geen veelschrijver was, werden haar bundels vele malen herdrukt en werd haar oeuvre veelvuldig bekroond. Ze kreeg onder meer de Constantijn Huygensprijs (1974) en de P. C. Hooftprijs (1982).