De bundel Parken en woestijnen verscheen in het najaar van 1940, bij uitgever A.M. Stols, in oorlogstijd. Hij bevatte 21 gedichten waarvan er elf eerder werden gepubliceerd: ze verschenen respectievelijk in Groot Nederland in augustus 1936 en in het jongerentijdschrift Werk in januari 1939.
Om te kunnen worden geplaatst in Groot Nederland had Margaretha Leenmans een pseudoniem moeten bedenken, omdat haar initialen M.L. niet als ondertekening werden geaccepteerd. Dat werd M. Vasalis – afgeleid van de naam van haar vader: vazal is een synoniem van een leenman. Maar belangrijker is dat dit pseudoniem sekseneutraal was: je kon er de sekse van de auteur niet aan aflezen, waardoor iedereen aanvankelijk veronderstelde dat M. Vasalis een man was. Du Perron schreef aan Ter Braak over ‘de poëzie van dien man’ die hij opmerkelijk vond. Ter Braak was ook getroffen, met name door het gedicht ‘Tijd’, een angstvisioen over de uit de menselijke orde losgebroken tijd.
Du Perron wijdde er het essay ‘Twee tijden’ aan en liet Vasalis vervolgens een belangrijke rol spelen als vernieuwende dichter in zijn essays ‘De eigen toon’ en ‘De poëtische schok’.
Wanneer bekend werd dat Vasalis een vrouw was, was zij al ontsnapt aan de dubbele standaard die destijds gold in de literaire kritiek. Het werk van vrouwen werd al in de negentiende eeuw door critici en mannelijke concurrenten bij voorbaat gezien als minder interessant, beperkt in thematiek en tweederangs. Alle schrijvende vrouwen werden hierdoor op achterstand gezet en uit de canon gehouden: het was een taai internationaal probleem dat heden ten dage nog steeds niet is overwonnen. Maar Vasalis wist het althans in het begin van haar carrière te ontwijken.