Vasalis studeerde medicijnen in Leiden tussen 1927 en 1934 en specialiseerde zich tot psychiater en psychoanalyticus.
Ze had haar eerste baan in het psychiatrisch ziekenhuis Santpoort, waar het befaamde gedicht ‘De idioot in het bad’ ontstond.
Santpoort was deel van een internationale beweging om geesteszieken humaan te behandelen: het opsluiten en ketenen was er vervangen door arbeidstherapie, lichaamsbeweging en aandacht. Die empathische benadering klinkt door in ‘De idioot in het bad’. De psychiatrie voedde ook de onverschrokkenheid waarmee Vasalis het innerlijk leven ervoer en beschreef.
Ze had in haar poëzie een voorkeur voor grensoverschrijdende ervaringen, zoals dronkenschap, visioen, fantasie en droom. Veel van haar gedichten lijken bijna letterlijke droomprotocollen, wat hun lucide karakter verklaart. Vasalis had ook een voorkeur voor plotselinge wendingen, vaak ingeluid met het woord ‘opeens’ of ‘ineens’ – in Parken in woestijnen bijvoorbeeld in ‘Fanfarecorps’ waar vreugde omslaat in verdriet, en in ‘Onweer in het moeras’ waar een groot onweer een innerlijk catharsis bewerkstelligt. De heftigheid van emotie heeft zij gemeen met Emily Dickinson en met Hadewijch. De vaak door haar gehanteerde figuren van antithese, oxymoron en paradox (‘bedroefd en goed’; ‘Toornige vreugde’) komen ook bij die twee geestverwanten veel voor.