Kies je taal:

Spaanschen Brabander
Gerbrand Adriaensz. Bredero


1617, theater
Bredero Spaenschenbrabander

Robbeknol, een arme en eenvoudige jongen, treedt in dienst bij de rijke edelman Jerolimo Rodrigo. Jerolimo blijkt echter allesbehalve rijk te zijn. Eigenlijk is hij een snoeverige en praalzuchtige Brabander die uit Antwerpen is weggevlucht voor zijn schuldeisers, en die nu in Amsterdam grote sier maakt op krediet.

Robbeknol brengt zijn dagen door op zoek naar eten voor zichzelf en voor zijn meester, terwijl die laatste zich liever vermaakt met dames van bedenkelijk allooi. En wanneer Jerolimo’s Amsterdamse crediteurs hun geld komen opeisen, verdwijnt Jerolimo met de noorderzon en staat Robbeknol weer op straat.

De plot van Bredero’s komische toneelstuk is eigenlijk heel eenvoudig, en de stof is niet eens bijster origineel: Bredero haalt de mosterd bij de Spaanse schelmenroman Lazarillo de Tormes (1554). Maar hij verplaatst de handeling van Spanje naar Amsterdam. Dat laat hem toe om heel wat kleurrijke personages (zoals Gierige Geraart of de ‘snollen’ Trijn Jans en Bleecke An) en kluchtige misverstanden toe te voegen en om een genadeloos kritische blik te werpen op de eigentijdse samenleving. Het resultaat is een van de grappigste toneelteksten die de Hollandse Gouden Eeuw (en misschien wel de hele Nederlandstalige literatuur) heeft voortgebracht.

Spaanschen Brabander laat zich wellicht het best vergelijken met de portretten van Frans Hals: dynamisch, levendig, vol treffende karakterkoppen en gecreëerd met – schijnbaar – spontane en zelfs ruwe penseelstreken, maar altijd raak en getuigend van durf.

Spaanschen Brabander werd voor het eerst opgevoerd in 1617 in Amsterdam, maar het verhaal speelt zich omstreeks 1567-1577 af. Toen was Antwerpen nog een rijke en machtige stad, maar in 1617 lag dat heel anders. Het is een waarschuwing van de auteur die ‘’t kan verkeren’ als motto had gekozen: de tragische Antwerpenaar van vandaag is misschien de tragische Amsterdammer van morgen. In die zin is het toneelstuk een weerspiegeling van zijn tijd, een tijd waarin de opkomst van de Noordelijke Nederlanden gelijkliep met de neergang van de Zuidelijke Nederlanden, en waarin Amsterdam een grote golf immigranten te verwerken kreeg. De hautaine Brabanders brachten niet alleen rijkdom naar hun nieuwe thuisland met zich mee, maar ook uitdagingen.

Spaanschen Brabander is natuurlijk ook veel meer dan een tijdsdocument. Bredero bestudeert en fileert zijn personages genadeloos, en niemand is veilig voor zijn vlijmscherpe pen. Want wie staat op het einde van het toneelstuk nu het meest voor schut? De hovaardige maar tragikomische Brabander die een wereld van schijn opbouwt, zo anderen bedriegt en zich uiteindelijk aan het Amsterdamse gerecht onttrekt? Of de Amsterdammers die zich wel erg gemakkelijk laten overdonderen door die schijn en met onbetaalde rekeningen achterblijven? Snoeverij, hebzucht, fraude, domheid, zedeloosheid en naïviteit zijn Bredero’s doelwitten.

Ook vanwege de speelse taal is het stuk bijzonder. Bredero is niet bang om volkse uitdrukkingen of dialecten te gebruiken: elk personage in Spaanschen Brabander heeft zijn eigen, typerende register en dialect. Wie de tekst wil lezen, moet dat dan ook zeker eens hardop doen en de dialecten uitproberen.

Tegelijkertijd zet Bredero zich af tegen de oude rederijkerij en hun slordige omgang met het Nederlands. Hij protesteerde tegen de ‘bezoedeling’ van het Nederlands door de Brabantse immigranten. Spaanschen Brabander is daarom ook een vurig pleidooi voor de Nederlandse taal, en Bredero toont die taal in al haar facetten.

Meer weten?

Sinds 1617 is Spaanschen Brabander vaak uitgegeven. In de zeventiende eeuw verschenen er al zeker 14 edities, in de achttiende eeuw volgden er nog eens drie (vaak herschreven) uitgaven. Een uitstekende en recente editie werd ingeleid en bezorgd door E.K. Grootes en verscheen onder de titel Moortje & Spaanschen Brabander bij uitgeverij Athenaeum - Polak & Van Gennep (1999). Op de DBNL is een iets oudere, maar bruikbare editie te lezen, bezorgd door C.F.P. Stutterheim (1974).


Nog af en toe brengen (zowel professionele als amateur-) toneelgezelschappen Spaanschen Brabander op de planken. In 1994 werd er zelfs een musicalversie van gemaakt.


In 2018 is het 400 jaar geleden dat Bredero is overleden. Dat wordt herdacht met allerhande opvoeringen, concerten en andere evenementen. Je vindt alle info op deze website.

VIDEO: Floris Kortie vindt alle Nederlandse zangers schatplichtig aan Bredero. Camerata Trajectina speelt een van zijn liederen.

Spaenschenbrabander

Gerbrand Adriaensz. Bredero

Brederok Ok

Gerbrand Adriaenszoon Bredero (Amsterdam, 1585 – Amsterdam, 1618) was een telg van een vrij welvarende Amsterdamse familie van ambachtslieden. Bredero werd geen schoenmaker, zoals zijn vader, maar volgde een opleiding tot schilder. Toch zijn er van zijn hand geen schilderijen bewaard gebleven. Hij ontpopte zich daarentegen in zijn korte leven tot een gewaardeerd auteur van lyriek en toneelstukken, en geldt vandaag als een van de grote Nederlandse schrijvers van de Gouden Eeuw.

Bredero’s beroemdste toneelstuk is het blijspel Spaanschen Brabander (1617), maar ook De klucht van de koe (1612) en de tragikomedie Rodd’rick ende Alphonsus (1616) genieten ruime bekendheid. Zijn gedichten werden na zijn dood verzameld in het Boertigh, amoreus en aendachtigh groot lied-boeck (1622).

Bredero verkeerde in kringen van rederijkers en was net als P.C. Hooft lid van de kamer d’Eglentier. Hoewel hij beïnvloed was door de renaissance, de volkspoëzie en het werk van Hooft, ontwikkelde Bredero een eigen stijl. Interne tegenstellingen leidden tot een scheuring in d’Eglentier, waarna Bredero Samuel Coster hielp om de Nederduytsche Academie op te richten, in 1617. Bredero overleed echter vrij plotseling in 1618, misschien als gevolg van een ongeluk een jaar eerder, waarbij hij met een slede door het ijs zakte.

De lijfspreuk van Bredero, ’t Kan verkeren, is een vaste uitdrukking geworden.

Context