Kies je taal:

Sente Servas
Hendrik van Veldeke


1170-1180, Heiligenlegende
Veldeke Cover Senteservas

Met recht en reden kan men stellen dat met de Servaaslegende van de Maaslandse dichter Hendrik van Veldeke de Nederlandse literatuur een definitieve aanvang neemt. Wat vóór die tijd in het Nederlands is bewaard, zijn losse woorden, enkele formules en bezweringen, en natuurlijk het beroemde maar ook omstreden (Is het Nederlands? Is het Engels?) Hebban olla vogala.

Veldekes werk moet als een prestatie van de eerste orde worden beschouwd. Niet alleen heeft hij een beknopte Latijnse levensbeschrijving van Servaas op een even uitvoerige als kleurrijke wijze bewerkt, hij deed dat ook als allereerste in een Germaanse literatuur in meer dan zesduizend puntgave paarsgewijs rijmende verzen, een vorm die de literatuur in de Lage Landen nog vele eeuwen zou domineren.

Hendrik schreef zijn heiligenleven in opdracht van gravin Agnes van Loon en van een zekere Hessel. Die was schatbewaarder van de Servaaskerk in Maastricht en beheerder van het hospitaal waar pelgrims op weg naar het schrijn van Servaas onderdak vonden. Het is niet moeilijk om je voor te stellen dat Veldekes tekst aan deze bedevaarders zal zijn voorgelezen. Toch lijkt de dichter met zijn heiligenleven een veel ruimer publiek op het oog te hebben gehad. Zo heeft hij – en dat moet een ware krachttoer zijn geweest – in zijn rijmen bijna uitsluitend woorden gebruikt die een probleemloze omzetting van zijn Maaslandse gedicht in Hoogduitse dialecten mogelijk maakten. Van een verspreiding van de Servaaslegende elders in het Duitse rijk is er echter geen doorslaggevend bewijs.

Zoals de meeste middeleeuwse heiligenlevens bestaat de Servaaslegende uit twee delen: een eigenlijke levensbeschrijving, en een relaas van Servaas’ officieuze heiligverklaring en de wonderen die hij na zijn dood heeft verricht.

Hoewel Servaas uit Armenië afkomstig is, wordt hij door een engel naar Tongeren gestuurd om daar de vacante bisschopszetel te bezetten. De goddeloze Tongerenaren verdrijven hem echter uit de stad, zodat hij als kluizenaar een teruggetrokken leven moet gaan leiden in Maastricht. Wanneer hij door een visioen te weten komt dat Attila en de Hunnen op komst zijn, trekt hij op bedevaart naar Rome om God te smeken dit gevaar af te wenden. God blijft echter bij zijn besluit. De apostel Petrus overhandigt Servaas in een visioen wel een zilveren sleutel, als teken dat ook hij, zoals de apostel, de macht heeft om zelfs de grootste zondaars te beoordelen, te straffen en te vergeven. Bij zijn terugkeer kan Servaas de inwoners van Tongeren niet meer van het naderende onheil redden, maar wel de ziel van al wie zich nog laat bekeren. Kort daarna sterft Servaas te Maastricht in een geur van heiligheid.

In het tweede deel van de vita lezen we hoe na vele jaren Servaas’ gebeente opgegraven wordt en in een kostbaar schrijn wordt bijgezet. Hij blijkt een machtige heilige die zieken kan genezen, het recht kan herstellen en zelfs zondaars uit de muil van de hel kan wegslepen. Maar ook wanneer zijn rechten (lees: die van het kapittel) niet worden gerespecteerd, valt er niet met hem te spotten.

Veldeke beëindigt de beide delen van de legende met een gebed waarin gevraagd wordt dat Servaas voor zijn toehoorders, voor hemzelf en voor zijn mecenassen een goed woord zou willen doen voor de troon van God.

 

Meer weten?

Hendrik van Veldeke zou in dit werk de oudste mop in het Nederlands hebben geschreven. Zie de uitleg daarover op de website van het Meertens Instituut.
 
Edities:
  • Sint Servaeslegende. In Dutschen dichtede dit Heynrijck die van Veldeken was geboren. Naar het Leidse handschrift uitgegeven door G.A. van Es, met een beschrijving van het handschrift door G.I. Lieftinck, 2e druk (Klassieken Nederlandse letterkunde). Culemborg: Tjeenk Willink / Noorduijn, 1976. De eerste druk staat online.
  • Heinric van Veldeken, Sente Servas. Herausgegeben und übersetzt von Jan Goossens, Rita Schlusemann & Norbert Voorwinden (Bibliothek mittelniederländischer Literatur, 3).  Münster: agenda Verlag, 2008.
 
Omzetting in hedendaags Nederlands:
  • Hendrik van Veldeke, Servaaslegende. Vertaald door L. Jongen & C. Schotel. Maastricht: Stichting Historische Reeks Maastricht, 1993.
Achtergrondliteratuur
  • Frits van Oostrom, Stemmen op schrift. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur vanaf het begin tot 1300. Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker, 2006, p. 118-172.
  • Jozef D. Janssens, In de schaduw van de keizer. Hendrik van Veldeke en zijn tijd (1130-1230). Zutphen: Walburg Pers, 2007.
  • Herman Baeten (red.), Hendrik van Veldeke en zijn muziek. Neerpelt: Alamire, 2014.
 
Luisteren
Video

Senteservas

Hendrik van Veldeke

Van  Veldeke  Denkmal (Vermelding  Artmechanik

Hendrik van Veldeke (tweede helft twaalfde eeuw) is de vroegste bij naam bekende dichter uit onze literatuurgeschiedenis. Hij was waarschijnlijk afkomstig uit de streek van Hasselt en behoorde tot een geslacht van onvrije edelen (ministerialen) in dienst van de graven van Loon, een graafschap dat min of meer overeenkomt met het huidige Belgisch Limburg. Hij kende Frans en Latijn, wat erop wijst dat hij een degelijke opleiding genoot en waarschijnlijk een geestelijke was. Veldeke schreef een heiligenleven over de vroegmiddeleeuwse Maastrichtse bisschop Servaas (Sente Servas) en een ridderroman over de Trojaanse held Aeneas (Eneasroman). Hij is echter vooral bekend omwille van zijn hoofse minneliederen, waarvan er een dertigtal zijn overgeleverd.

Veldeke was als auteur actief tussen 1170 en 1190. Hij schreef niet alleen voor welgestelde opdrachtgevers in zijn geboortestreek maar bewoog zich ook in Duitse hofkringen. Opmerkelijk is dat veel van zijn werk enkel is overgeleverd in Hoogduitse handschriften, waardoor Veldeke ook in de Duitse literatuurgeschiedenis een prominente plaats heeft verworven. Het Hoogduits en het oostelijke Middelnederlands van de twaalfde eeuw verschilden echter nog niet zo als hun huidige tegenhangers. Waarschijnlijk streefde Veldeke er in zijn verzen naar om een zo neutraal mogelijke taal te hanteren, waardoor zijn teksten niet alleen in het Maasland, maar ook ver in Duitsland goed begrepen konden worden.

De Sente Servas schreef Veldeke in opdracht van een zekere Hessel, koster aan de Sint-Servaaskerk in Maastricht. De tekst was waarschijnlijk bedoeld om de cultus van Sint Servaas bekend te maken en meer pelgrims aan te trekken. Er zijn enkel fragmenten overgeleverd in het Middelnederlands, wat gezien het lokale belang van de heilige niet hoeft te verbazen.

Veldekes Eneasroman is een vertaling en bewerking van een Oudfrans voorbeeld. Aanvankelijk schreef hij deze tekst voor de gravin van Kleef (vandaag op de grens tussen Duitsland en Nederland), maar toen hij haar de bijna voltooide tekst aanbood, werd die gestolen. Pas tien jaar later dook de Eneasroman terug op en kreeg Veldeke van paltsgraaf Herman van Thüringen de opdracht om de tekst af te werken, wat hij vermoedelijk kort na 1184 ook heeft gedaan. De Eneasroman is enkel bewaard in Hoogduitse handschriften.

Ook Veldekes liederen zijn uitsluitend overgeleverd in het Hoogduits, al verraden de verzen op vele plaatsen de Maaslandse afkomst van de dichter. Veldeke bezingt de hoofse liefde naar Frans voorbeeld, maar doet dat vaak op een ironische manier waardoor hij een zekere afstand bewaart tot de hoofse idealen.

Uit vermeldingen in teksten van tijdgenoten in het Duitse en het Nederlandse taalgebied blijkt dat Veldeke al tijdens zijn leven en onmiddellijk na zijn dood een grote waardering genoot. Zeker met zijn lyriek is hij een goed voorbeeld van hoe het Maasland in de middeleeuwen fungeerde als doorgeefluik tussen de Franse en de Duitse hofcultuur. Tot op vandaag staat hij zowel in de Duitse als de Nederlandse literatuurgeschiedenis te boek als een van de beroemdste middeleeuwse dichters.

Context