Toen Ivo Michiels in 1963 Het boek Alfa publiceerde, kon hij niet bepaald op veel applaus rekenen. Zij die dachten dat ze het konden weten, oordeelden dat Michiels dit curieuze boek aan de straatstenen niet zou kwijtraken. Niemand zou het willen lezen. Daarvoor was het veel te moeilijk en veel te modern. Het was, kortom, een boek voor snobs.
En toch raakte Michiels met dit vreemde boek vol rare metaforen, ellenlange zinnen en beelden uit koortsige dromen bij veel lezers een trillende snaar. Het boek Alfa wist een steeds groter publiek van avontuurlijke lezers voor zich te winnen, maar bleef altijd wel een soort cultboek. Die term doet nochtans geen recht aan het overweldigende meesterwerk dat Het boek Alfa is.
Op het eerste gezicht lijkt Het boek Alfa een ongebreidelde stream of consciousness die de gedachten van een twijfelende schildwacht weergeeft. Eigenlijk wil hij zijn bevelheren gehoorzamen en dus als bewaker voor de kazerne blijven staan. Maar als hij dat doet, bestaat het gevaar dat hij geestelijk zal bezwijken aan de militaire terreur van het eeuwig in zijn hoofd hamerende links-rechts links-rechts. Daarom verlangt hij hevig naar de warme schoot van zijn geliefde An, die hij sterk idealiseert. Maar als hij zijn plaats verlaat, wordt hij misschien als deserteur ter dood veroordeeld en breng hij dus zijn eigen leven in gevaar.
Die twijfel tussen stilstand en beweging gaat gepaard met allerlei nare herinneringen. Het leven van de schildwacht is getekend door momenten van vernedering en pijn, waarin het telkens om dezelfde vragen draait. Doe je mee of durf je niet? Wil je niet of kan je niet? Angstaanjagende beelden stapelen zich op. Vlaggen en laarzen maken mensen blind en gek. Schram, de simpele slager met zijn mes, belichaamt angst, macht en geweld. En de zeer oprechte en legitieme vraag of er daarboven misschien een God is, wordt koud gekaapt door dogma en bevel.
Het boek Alfa is een explosie van vragen, twijfels en visioenen. Wat zich in het hoofd van de schildwacht afspeelt, wordt als een woekerende stroom van woorden op de lezer losgelaten. De roman laat zich lezen als een gloeiende ode aan de verbeelding, de liefde en de taal, maar tegelijk stelt hij de kracht daarvan ook scherp in vraag. Wat heb je aan een vloed van woorden en gedachten als er ondertussen buiten oorlog woedt? Kun je met verbeelding weerwerk bieden tegen wie met wapens staat te zwaaien? En kun je iemand waarlijk liefhebben als je zelf zo hevig bent beknot en verrot door de kerk, de staat, het leger en al wat het kwade in de mens je hebben aangedaan?
Voor deze roman, de eerste in een omvangrijke ‘Alfa-cyclus’, zocht en vond Ivo Michiels een bijzondere vorm voor een bijzondere boodschap. Dit boek gáát niet over oorlog; het is oorlog. Het gáát niet over taal; het is taal.
Zo gáát Het boek Alfa ook niet over de kracht en de essentie van grote literatuur; het is gewoon een van de allergrootste werken uit onze literatuur.
Te bekijken:
Charlotte Van den Broeck over een fragment uit Het boek Alfa op de sofa van Winteruur.
Ivo Michiels
Ivo Michiels (Mortsel, 1923 – Le Barroux, 2012) was het pseudoniem van de Antwerpse schrijver Henri Ceuppens. Hij maakte zijn school niet af en ging aan de slag als laborant bij de firma Gevaert. Toen hij bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog als reservist werd opgeroepen, vluchtte hij enkele weken naar Zuid-Frankrijk. In 1943 werd hij door de Duitsers gedwongen tewerkgesteld als verpleger. Na de oorlog werd hij op verdenking van collaboratie kortstondig opgesloten. Na zijn eerherstel werkte Michiels voor de Antwerpse krant Het Handelsblad. Later was hij nog aan de slag als uitgever en docent, tot hij zich in 1979 in Frankrijk terugtrok om zich voltijds aan de literatuur te wijden.
De ervaringen tijdens en na de Tweede Wereldoorlog spelen in Michiels’ vroege werk, in romans zoals Het vonnis (1949) en Kruistocht der jongelingen (1951), een belangrijke rol. Die autobiografische toon verdween gaandeweg naar de achtergrond. Michiels vond dat een auteur zichzelf telkens opnieuw moest heruitvinden, en vanaf Het afscheid (1957) ging hij op zoek naar steeds nieuwe manieren om zichzelf literair uit te drukken.
Het boek Alfa (1963) was het eerste deel van een cyclus die nog drie andere romans omvat: Orchis militaris (1968), Exit (1971) en Dixi(t) (1979). Tussen deel drie en deel vier verscheen ook nog Samuel o Samuel (1973). Tussen 1983 en 2001 werkte hij zijn tiendelige Journal Brut uit. Michiels was ook essayist en schreef scenario’s voor radio en televisie.
Onder andere in zijn functie bij Het Handelsblad schreef Michiels honderden kritieken over film, literatuur en kunst. Hij was ook nauw betrokken bij tijdschriften als De Tafelronde en Het Nieuw Vlaams Tijdschrift.
Michiels’ werk viel vaak in de prijzen. In 1958 ontving hij de Arkprijs van het Vrije Woord, in 1977 de Prijs voor Letterkunde van de Vlaamse Provincies en in 1988 de Dirk Martensprijs. Hij ontving daarnaast een eredoctoraat van de Katholieke Universiteit Brussel (1993) en was vanaf 1998 lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde te Gent. Zijn werk werd in acht talen vertaald.