Die eerste regels klonken zo:
omme te sendene terer gichte (als een gift),
wille dat men dit boec noeme
in Dietsche Der naturen bloeme.
Nu had Maerlant alle reden om zichzelf op de voorgrond te plaatsen. Niet alleen had hij toen hij Der naturen bloeme schreef al een imposant oeuvre op zijn naam, maar vooral bracht hij met dit werk een indrukwekkend overzicht van wat in zijn tijd aan kennis over de schepping voorhanden was. In dertien boeken van zeer uiteenlopende lengte (in totaal zo’n 17.000 verzen) trekken natuurelementen in alfabetische orde aan de lezer voorbij: de diverse mensensoorten, de viervoetige dieren, de vogels, de watermonsters (zoals de krokodil en de meermin), de vissen, de slangen, de insecten, de ‘gewone’ bomen, de specerijbomen, de kruiden, de bronnen, de stenen en de metalen. Geen andere schrijver in de volkstaal, niet in de Nederlanden en zelfs niet in Europa, had hem dit ooit voorgedaan. Vandaar dat Maerlant – in de dertiende eeuw al even ongebruikelijk – met gepaste trots de titel van zijn werk vastlegde: der naturen bloeme is niet meer of minder dan ‘het beste van de natuur’.
Maerlant baseerde zich op het Liber de natura rerum (Boek over de natuur der dingen), een Latijnse natuurencyclopedie die omstreeks 1241 was ontstaan en die door velen – ook door Maerlant – werd toegeschreven aan een van de grootste geesten van de dertiende eeuw: de Keulse dominicaan Albertus Magnus. Die toeschrijving was onjuist: het werk is eigenlijk van een van diens leerlingen, de Leuvense dominicaan Thomas van Cantimpré. Het was wel geheel in de geest van Albertus opgesteld. Diens werk was in hoge mate beïnvloed door het oeuvre van de Griekse filosoof Aristoteles, dat in de dertiende eeuw in het Westen was doorgedrongen via Latijnse vertalingen uit het Arabisch. Aristoteles is bijgevolg in Thomas’ natuurencyclopedie (en dus ook bij Maerlant) alom aanwezig.
Die invloed blijkt onder meer uit het feit dat de natuurverschijnselen niet zozeer (zoals tot dan toe gebruikelijk was) werden beschouwd als symbolen die de mens de weg naar God moesten wijzen. Maerlant richtte zich veeleer op een zo adequaat mogelijke beschrijving van de natuurfenomenen als zodanig en op hun praktisch nut. Ook in dat opzicht was Der naturen bloeme een baanbrekend werk: voor het eerst werd de nieuwe kennis van de natuur voor een publiek van leken toegankelijk gemaakt.
Dat gold in de eerste plaats voor de Zeeuwse edelman Nicolaas van Cats, aan wie Maerlant zijn gedicht als een kostbaar geschenk stuurde. Het werk vond weliswaar al vlug zijn weg naar geestelijken en welstellende burgers. Maerlant was immers een briljant leermeester, die de informatie op zo’n wijze wist te besnoeien en te presenteren dat zijn werk niet alleen kennis maar ook ontspanning bood. Dat deed hij in soepele verzen die zo vanzelfsprekend leken dat het vers in de Middelnederlandse literatuur veel langer dan in de ons omringende talen het vanzelfsprekende voertuig zou blijven voor werken die de overdracht van kennis beoogden.
Voor de veertiende-eeuwse schrijver Jan van Boendale was Maerlant de vader der dietsche dichtren algader. Tot op de dag van vandaag is hij in ieder geval ook het lichtende voorbeeld voor eenieder die in geschrifte de kloof tussen wetenschap en weetgierigheid probeert te overbruggen.
Meer weten?
- Eelco Verwijs (ed.), Jacob van Maerlant’s Naturen bloeme (Bibliotheek van Middelnederlandsche letterkunde). Groningen: J.B. Wolters, 1878 (herdruk: Arnhem: Gijsbers & van Loon, 1980).
- Maurits Gysseling (ed.), Corpus van Middelnederlandse teksten (tot en met het jaar 1300), m.m.v. en van woordindices voorzien door Willy Pijnenburg. Reeks II: Literaire handschriften, deel 2, Der naturen bloeme. ‘s Gravenhage: Martinus Nijhoff, 1981.
- Jacob van Maerlant, Het boek der natuur. Samenstelling en vertaling: Peter Burger (Griffioen). Amsterdam: Em. Querido’s Uitgeverij, 1989.
- Maerlants werk. Juweeltjes van zijn hand. Met inleidingen en vertalingen door Ingrid Biesheuvel. Amsterdam: Delta – Ambo/Amsterdam University Press, 1998, p. 312-353.
- Frits van Oostrom, Maerlants wereld. Amsterdam: Prometheus, 1996.
- Frits van Oostrom, Stemmen op schrift. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur vanaf het begin tot 1300. Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker, 2006, p. 502-548.
- Jacob van Maerlant. Samengesteld door Ingrid Biesheuvel & Frits van Oostrom (Tekst in context 2). Amsterdam: Amsterdam University Press, 1999.
Bekijken:
- Op MOOC Middelnederlands kan je een open online college over Jacob van Maerlant volgen.
- Via vogala.org kun je luisteren naar wat Maerlant schreef over de egel, de mus, de walvis, de zeemeermin en de magneet. Gelezen door Menno Bentveld.
Erop uit:
- Damme, standbeeld van Jacob van Maerlant (H. Pickery, 1860) en gedenksteen (eveneens van H. Pickery, 1892) bij Maerlants vermeende graf onder de toren van de Onze-Lieve-Vrouwekerk.
Jacob van Maerlant
Jacob van Maerlant (ca. 1230 – na 18 mei 1291) was vermoedelijk afkomstig uit de omgeving van Brugge. Hij genoot een degelijke opleiding, waarschijnlijk in datzelfde Brugge, en ontving wellicht ook de lagere wijdingen, tot juist onder de priesterstand. Hij schreef een omvangrijk oeuvre van berijmde teksten dat erop is gericht geleerde kennis op een bevattelijke wijze naar de wereld van de leken over te brengen.
Omstreeks 1260 trok hij naar het Zeeuwse eiland Voorne, waar hij als koster werd aangesteld in Den Briel. Daar schreef hij een indrukwekkende reeks teksten: Alexanders geesten (over het leven van Alexander de Grote), de Historie van Troyen, de Graal-Merlijn (over de geschiedenis van de Graal en de jeugd van koning Artur), de Torec (een Arturroman) en Heimelijkheid der Heimelijkheden (een dialoog tussen Aristoteles en zijn leerling Alexander over de regeerkunst).
De rode draad in die teksten is hoe een jonge ridder kan uitgroeien tot een goede vorst en hoe die laatste best zijn land regeert. Om die reden is wel vermoed dat de teksten hebben gediend om de jonge Hollandse graaf Floris V, die na de gewelddadige dood van zijn vader als wees het graafschap erfde, voor te bereiden op zijn taken.
Omstreeks 1270 keerde Maerlant terug naar zijn geboortestreek en vestigde hij zich in Damme. Ook daar bleef hij echter in contact met Zeeuws-Hollandse adellijke kringen. Hij schreef er Der naturen bloeme, een berijmde encyclopedie van fauna en flora, voor de Zeeuwse edelman Nicolaas van Cats, en een Leven van Sint Franciscus voor de franciscanen in Utrecht. Wellicht was ook zijn Rijmbijbel, een Bijbelse geschiedenis met een relaas over de ondergang van Jeruzalem, voor een Zeeuws-Hollands adellijk publiek geschreven.
De laatste jaren van zijn leven wijdde Maerlant aan het schrijven van zijn Spiegel historiael, een immense wereldgeschiedenis op rijm, in opdracht van Floris V. Hij maakte de tekst echter nooit af, waarschijnlijk wegens gezondheidsproblemen.
Maerlants teksten, zeker wat we vandaag ‘non-fictie’ zouden noemen, kenden een ruime verspreiding in de Nederlanden en hij was van grote invloed op latere auteurs. Hij was een zeer kundig dichter, niet alleen in het gepaard rijm, maar ook met de zogenaamde ‘clausule’, een ingewikkelde strofevorm die hij zelf op punt stelde en die navolgers nooit zo goed leerden beheersen als hij.
Amazones, miniatuur uit: 'Der naturen bloeme' manuscript (ca. 1350), Koninklijke Bibliotheek van Nederland
De vele geleerde bronnen van 'Der naturen bloeme', miniatuur uit: 'Der naturen bloeme' manuscript (c. 1350), Koninklijke Bibliotheek van Nederland
Onocentaur, miniatuur uit: 'Der naturen bloeme' manuscript (ca. 1350), Koninklijke Bibliotheek van Nederland
Jacob van Maerlant, miniatuur uit: 'Spieghel historiael' (ca. 1325-1335), Koninklijke Bibliotheek van Nederland