De taal is een probleem in Nooit meer slapen, omdat protagonisten (soms gebrekkig) Engels spreken, dan wel Noors (wat verteller Issendorf dan weer niet verstaat). Behalve als communicatieprobleem fungeert de taal ook als gespreksonderwerp, met name wanneer het gaat over de positie van kleine taalgebieden als dat van het Nederlands en het Noors, die onder druk stonden van het Frans, het Duits en vooral het Engels, steeds meer de taal van de wetenschap. De studenten spreken ook over de dominantie van de Amerikaanse cultuur en de laatdunkendheid waarmee sommige Nederlanders en Noren op de eigen cultuur neerkijken.
De voormalige minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns (afbeelding) had op een bepaald moment de volgende uitspraak gedaan tegenover de Amerikaanse president Richard Nixon: ‘Van alle diergeluiden lijkt het Nederlands nog het meest op een taal en ook dan nog vind ik dat niet aardig tegenover de dieren.’ In 1974 reageerde W.F. Hermans daarop door te zeggen dat Luns die uitspraak deed ‘in het krukkige straatslijpers-Engels van eigen vinding, waarin zich hooggeplaatste Nederlanders plegen uit te drukken die geen Nederlands kennen.’
Hermans verbeeldde zich dat Nixon het volgende antwoordde: ‘Uit jouw mond klinkt elke taal alsof er een beest aan het woord was. Maar dat ligt niet aan de taal. Dat komt doordat jij geschapen bent met een varkenssnuit.’