Een paar keer wordt er verwezen naar de psychoanalytische ideeën van de Weense psychiater Sigmund Freud (1856-1939), die veel invloed hadden op de surrealisten, met name over de duiding van dromen. Dat gebeurt o.a. wanneer Qvigstad het heeft over zijn potentie bij zwarte vrouwen, en ook in het relaas van Wilma over de gulp-rits in een damespantalon.
In het 35ste en het 40ste hoofdstuk vertelt Issendorf over twee dromen: de eerste keer over een concertzaal met een muzikante die het eigendom is van de fluitist, de tweede keer over een man die hem van achteren aanvalt, waarop hij ‘Vader!’ roept. Ook daarmee wordt naar Freud verwezen.