Net als een aantal generatiegenoten had Nijhoff grote bewondering voor de poëzie van J.H. Leopold.
Die bewondering gold zeker niet in de laatste plaats Cheops (1915), dat voor Nijhoff het prototype was van het lange gedicht, een dichtvorm die in de jaren dertig aan de dichters nieuwe mogelijkheden bood.
In zijn artikel De dichter J.H. Leopold zestig jaar (1925) en zijn bespreking van Leopolds Verzen, Tweede bundel (1926) typeert Nijhoff Leopold en diens dichterschap met behulp van beelden en woorden die ook een belangrijke rol zullen spelen in Het veer.
Er zijn ook nogal wat overeenkomsten aan te wijzen tussen ‘Cheops’ en 'Het veer’. Zo wordt in beide gedichten na een uitvoerige tijds- en plaatsbepaling aan het einde van de eerste strofe de naam van de hoofdpersoon genoemd. De farao Cheops en Sebastiaan, de protagonist van ‘Het veer’, zijn beiden aan het begin van het gedicht al overleden. Beiden moeten onder ogen zien dat zij zich in hun streven en denkbeelden hebben vergist. En ten slotte kiezen ze aan het einde voor het aardse in plaats van voor de eeuwigheid.