Hij wilde tragedies schrijven in het Nederlands die zich konden meten met de modeltragedies in het antieke Griekse theater. Typisch voor deze tragedies was dat de hoofdpersonages hooggeplaatst moesten zijn, want dan was hun ondergang des te tragischer. In Lucifer situeert Vondel zijn drama op het hoogst mogelijke niveau: in de hemel, met een opstand van engelen tegen God. Maar zoals wel vaker gebeurt, bevat dit verhaal dat zich buiten de aarde afspeelt ook een boodschap die toepasbaar is op de eigen wereld.
Lucifer, de stadhouder van God en de belangrijkste engel in de hemel, leidt een opstand tegen God onder het mom dat hij diens rechten wil verdedigen. Nu de mens geschapen is, een wezen dat zich kan vermenigvuldigen, kan hij op termijn immers een bedreiging vormen voor de hemelbewoners. De engel Apollion, uitgezonden om de mens te bespioneren, geraakt danig onder de indruk van dit nieuwe wezen, vooral dan van de vrouwelijke variant. Zijn verslag doet de jaloersheid bij een aantal engelen (onder leiding van Belial en Belzebub) alleen maar toenemen. Zij voelen zich gepasseerd. Ze bepraten Lucifer, die opgezweept en niet nadenkend uitroept: ‘Dat zal ik keren, is het anders in mijn macht’. Lucifer wil na God de eerste blijven in de hemel, dus hij plaatst zichzelf aan het hoofd van de opstandige engelen. Hoewel hij beweert dat de opstand niet tegen God is gericht, begaat hij de ultieme zonde van hoogmoed.
De trouwe engelen en de Luciferisten voeren heftige discussies over de problematiek. De tussenkomst van Gabriël en Michaël kan hen niet op andere gedachten brengen. De opstandelingen zien in Lucifer de enige die hen kan redden. Zij scharen zich achter hem en behandelen hem als een god.
De engel Rafaël biedt Lucifer ultiem nog genade aan als hij van zijn plan wil afzien. Hij doorprikt de drogredenen van Lucifer. Die begint te twijfelen aan het succes van zijn onderneming, maar hij heeft zich te ver tegenover zijn volgelingen geëngageerd en kan niet meer terug. Dat maakt hem tot een tragische figuur. Ook al beseft hij dat hij een verloren strijd voert, toch gaat hij met de moed der wanhoop de strijd aan tegen het leger van de trouw gebleven engelen, die worden aangevoerd door Michaël. Rafaël moet machteloos toezien hoe Lucifer zijn ondergang tegemoet gaat.
De engel Uriël beschrijft de strijd als een waar luchtgevecht waarin de opstandige engelen een verpletterende nederlaag lijden en als monsters in de hel neerstorten. De vreugde om de overwinning wordt snel getemperd wanneer Gabriël komt vertellen dat Lucifer wraak heeft genomen door de mens te verleiden in het paradijs.
Lucifer is niet zomaar een opstandeling. Als stadhouder van God bezondigt hij zich aan de hoofdzonde van hoogmoed, maar politiek gezien is hij ook erg heerszuchtig. Tegelijk is hij een tragische held die zich laat meeslepen door zijn aanhangers. Wanneer hij tot het inzicht komt dat zijn zaak hopeloos is, kan hij niet meer op zijn stappen terugkeren.
Vondel laat zijn personages in statige alexandrijnen spreken, maar tussen de bedrijven laat hij de engelen lyrische teksten zingen. Na twee opvoeringen werd het stuk verboden. Dat kwam de drukkers goed uit, want nog in 1654 verschenen er niet minder dan zes edities van Lucifer.
Meer weten?
- Sinds 1654 zijn er talrijke edities verschenen van Lucifer. De recentste editie is in 2004 uitgegeven door R. Schenkeveld-van der Dussen in de Deltareeks bij uitgeverij Bert Bakker in Amsterdam, samen met Adam in ballingschap, of: Aller treurspelen treurspel en Noah, of: Ondergang der eerste wereld.
- Op de DBNL is de versie uit de editie van Vondels Werken (Amsterdam, 1931, p. 601-696) ter beschikking, en ook een transcriptie van een druk uit 1654.
- Er bestaan vertalingen van Lucifer in het Engels, het Frans en het Duits.
Video
In 2010 speelde Theater Zuidpool Lucifer. Guido Lauwaert schreef er in Knack deze recensie over.
Joost van den Vondel
Joost van den Vondel (Keulen, 1587 – Amsterdam, 1679) was de eerste zoon van Antwerpse ouders, die naar Keulen waren gevlucht omwille van hun geloofsovertuiging. Ook daar moesten ze enkele jaren na Vondels geboorte de wijk nemen, waarna het gezin in Utrecht en vervolgens in Amsterdam terechtkwam. Daar trad hij in de voetsporen van zijn vader als handelaar in kousen. Hoewel hij zich in zijn glorieperiode voltijds aan het dichterschap kon wijden, moest hij op hoge leeftijd opnieuw aan de slag als boekhouder, omdat zijn zoon financieel in de problemen kwam. Vondel werd uiteindelijk 91, erg oud voor die tijd.
Ondanks het feit dat hij geen formele opleiding had genoten groeide Vondel uit tot een van de grootste schrijvers uit de Gouden Eeuw. Hij liet een erg omvangrijk oeuvre na. Van zijn toneelstukken is vooral Lucifer (1654) erg bekend. Dat treurspel vormt een trilogie met Adam in ballingschap (1664) en Noah (1667). Ook Palamedes (1625) en zeker Gysbreght van Aemstel (1637) zijn invloedrijke werken. Vondel vertaalde daarnaast ook klassieke stukken, zoals Sophokles’ Elektra (1639).
Naast toneel schreef Vondel ook veel poëzie. Zijn bundel Poëzy of verscheide gedichten (1650) behoort tot zijn belangrijkste werk, naast hekeldichten als Roskam (1630) of Het stockske van Joan van Oldenbarnevelt.
Vondel was aanvankelijk lid van de Brabantse rederijkerskamer Het Wit Lavendel, maar distantieerde zich hier gaandeweg van. In de plaats daarvan zocht hij toenadering tot meer humanistisch georiënteerde dichters, onder wie P. C. Hooft. Toen Vondel zich echter in 1643 definitief tot het katholicisme bekeerde, verwaterde die vriendschap.
De overgang van protestantisme naar katholicisme is ook in Vondels werk aanwijsbaar. Zo schreef hij nogal wat aanklachten tegen calvinistische wanpraktijken.