Het verhaal opent met Karel de Grote, slapend in zijn kasteel te Ingelheim. Dan gebiedt een engel hem driemaal om op te staan, zich te wapenen en te gaan stelen. Karel is verontrust: van wie komt de boodschap en waarom moet hij gaan stelen? De drievuldigheid van de boodschap overtuigt hem van haar goddelijke herkomst, dus hij besluit te gehoorzamen, ook al moet hij daarvoor het dievenpad op. Karel weet – net als het publiek – niet waarom hij van God deze opdracht krijgt, maar wel dat het een zaak van leven of dood is. Hij vertrekt onopgemerkt en treedt alleen het dreigende woud binnen.
Daar ontmoet hij Elegast, een vroegere vazal die hij wegens een vergrijp zwaar veroordeeld heeft, maar die zijn vroegere leenheer desondanks trouw is gebleven. Karel stelt zich voor als Adelbrecht, dief van beroep, en Elegast herkent hem niet. Als Karel voorstelt om gezamenlijk bij de koning in te breken – bij zichzelf dus – weigert Elegast verontwaardigd. Ze besluiten dan maar naar Eggermonde te gaan, de burcht van Karels schoonbroer Eggeric. Met magie weet Elegast de burcht binnen te dringen, en in Eggerics slaapkamer is hij getuige van een ruzie tussen Eggeric en diens vrouw, Karels zus. Zo verneemt Elegast dat Eggeric de volgende dag Karel wil doden. Elegast vertelt aan Karel/Adelbrecht wat hij gehoord heeft, maar wil zelf Karel niet gaan waarschuwen, uit angst voor diens woede. Karel biedt dan zelf aan de koning te waarschuwen. De volgende dag kan Eggeric onschadelijk worden gemaakt en wordt Elegast in ere hersteld.
Binnen de beperkte omvang van het verhaal weet de dichter toch een grote spanning op te bouwen. Hij doet dat bijvoorbeeld met de inbraak in Eggermonde, maar zeker ook door de clou – Karel moet gaan stelen om het moordplan van Eggeric te ontdekken – relatief lang uit te stellen. Komische momenten zijn er ook, bijvoorbeeld wanneer Karel aan Elegast vertelt dat hij met een ploegschaar wil inbreken in een kasteel (en daarmee duidelijk maakt dat hij geen professionele inbreker is).
Het verhaal is helder gestructureerd, met een duidelijke rondgang langs de verhaalruimten. Die plekken corresponderen telkens met het optreden van de verschillende personages. Het begint in Ingelheim (Karel alleen), verplaatst zich dan naar het woud (Karel en Elegast) en vervolgens naar Eggermonde (Karel, Elegast, Eggeric, Eggerics vrouw), om weer te eindigen in Ingelheim (alle personages, Karel als vorst omringd door zijn hofhouding). Die opbouw wordt ondersteund door een subtiel gebruik van diverse literaire technieken, zoals die van de ‘dubbele lens’: een verhaalgegeven wordt eerst op nuchtere, objectieve wijze beschreven door de verteller en daarna op bewogen, subjectieve wijze toegelicht door een personage, dat daarmee een grote psychologische diepgang krijgt.
De moraal van het verhaal? Door te gehoorzamen aan Gods bevel beseft Karel dat hij Elegast te zwaar veroordeeld heeft en Eggeric ten onrechte vertrouwde. Door zich te gedragen als een goed leenman van God, de opperste leenheer, leert Karel dus zelf een betere leenheer te zijn.
Meer weten?
Een uItstekende editie van dit werk:
- Karel ende Elegast. Bezorgd door Geert Claassens, 5e druk (Alfa Literaire Teksten uit de Nederlanden). Amsterdam: Amsterdam University Press, 2012.
- Karel ende Elegast. Samengesteld door Hubert Slings (Tekst in context 1). Amsterdam: Amsterdam University Press, 1997.
- Karel ende Elegast. Het mooiste Nederlandse ridderverhaal uit de Middeleeuwen.Vertaald door Karel Eykman. Bezorgd en ingeleid door A.M. Duinhoven (Nederlandse Klassieken). Amsterdam: Uitgeverij Prometheus/Bert Bakker, 1998.
- Evert van den Berg en Bart Besamusca (eds.), De epische wereld. Middelnederlandse Karelromans in wisselend perspectief. Muiderberg: Coutinho, 1992.
- Hans van Dijk, ‘Karel de Grote’, in: W.P. Gerritsen en A.G. van Melle (red.), Van Aiol tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst. Nijmegen: SUN, 1993, p. 186-196.
- Herman Vekeman, ‘De verhaaltechniek in “Karel ende Elegast”’, in: Spiegel der Letteren 13 (1970-1971), p. 1-9.
Om te zien:
- Op MOOC Middelnederlands kan je een open online college over Karel ende Elegast (en de kruisvaartepiek) volgen
- Via de website (en de bijhorende app) vogala.org kun je de openingsscène van Karel ende Elegast beluisteren (verzen 1-165), gelezen door Rick de Leeuw.
Karel ende Elegast is bij het brede publiek met ruime voorsprong de bekendste ridderroman over Karel de Grote. Rond de figuur van Karel bestond in de middeleeuwen een hele verzameling verhalen, die zich vaak toespitsten op zijn leenmannen of op de strijd tegen de Saracenen. De zogenaamde ‘Karelepiek’ vormde een tegenhanger van de verhalen rond de mythische koning Artur en zijn ridders. Met figuren als Roeland of het ros Beiaard behoort de verhaalstof van de Karelepiek ook vandaag nog tot het collectieve geheugen.
Ondanks de ruime bekendheid van Karel ende Elegast is de tekst eigenlijk een atypische Karelroman. Hij is met slechts 1403 verzen zeer kort, en waar normaal Karels ridders of vazallen de hoofdrol spelen, treedt de vorst hier zelf op de voorgrond. Misschien is het die ongebruikelijke verhaallijn die ervoor gezorgd heeft dat de tekst de tand des tijds heeft doorstaan. Waar andere ridderromans na de middeleeuwen niet meer werden gelezen, werd Karel ende Elegast immers op de drukpers gelegd en verder verspreid.
Het is ook dankzij de gedrukte versie dat we het hele verhaal kennen. Handschriften met Karelepiek raakten door de eeuwen heen verloren of werden versneden of gerecycleerd, waardoor vandaag enkel fragmenten overblijven.
Karel ende Elegast werd waarschijnlijk geschreven in de dertiende eeuw, in het graafschap Vlaanderen. Wie de tekst schreef is echter niet bekend. Recent stilistisch onderzoek doet vermoeden dat hij ook de auteur kan zijn geweest van twee Arturromans: de Moriaen, over een zwarte ridder van de ronde tafel, en de Lantsloot vander Haghedochte over Arturs beroemde ridder Lancelot.
Albrecht Dürer - Karel de Grote (1512, Germanisches Nationalmuseum Nürnberg)
Nachtelijk bezoek van de engel aan koning Karel. Handschrift ‘Karel ende Elegast’ (Bibliothèque Interuniversitaire Sainte Geneviève)