Kies je taal:
51  Geeraerts  Therapie

‘Gangreen’ betekent ‘koudvuur’, of meer algemeen ‘afsterving en ontbinding van weefsel in een lichaamsdeel’.

Een van de motto’s die voorafgaan aan de roman luidt dan ook: ‘Sommige gedeelten gingen reeds tot ontbinding over, want ik had te lang gewacht. Toen begon ik ze een voor een af te hakken. Dit is het verhaal van het eerste litteken.’

Hier en in meerdere interviews gaf Geeraerts te kennen dat het schrijven van de Gangreencyclus een therapeutische functie had, in casu om ‘het spooksel Kongo’ uit te drijven. Daardoor sluit hij aan bij een tendens die vooral in de Vlaamse literatuur sinds de jaren vijftig actueel was: onverbloemd autobiografisch schrijven om zich te bevrijden van persoonlijke trauma’s.

In romans als De man die zijn haar kort liet knippen (1948) van Johan Daisne en De Verwondering (1962) van Hugo Claus is het een structureel motief, bij schrijvers als Ivo Michiels (Ikjes sprokkelen en Journal brut, 1958), Daniel Robberechts (De grote schaamlippen. Een dynamische zelfbeschrijving, 1969), Willy Spillebeen (Steen des aanstoots, 1970), Paul de Wispelaere (o.m. Paul-Tegenpaul 1969-1970, 1970) en tal van anderen is het de motivatie zelf van een schrijven dat zich afzet tegen de roman als fictie.

Ook in de psychotherapeutische praktijk wordt het schrijven soms gehanteerd als middel tot genezing.