De kortstondige inbeslagname van Gangreen door het Belgische gerecht was in die jaren geen alleenstaand geval.
In 1968 was Hugo Claus veroordeeld voor openbare zedenschennis omdat hij in zijn toneelstuk Masscheroen (een bewerking van Mariken van Nieumeghen) drie naakte mannen had laten optreden.
Eerder al, in 1966, was in Nederland Gerard Reve aangeklaagd voor godslastering, o.m. omwille van een passage in Nader tot u, waarin de ik-figuur gemeenschap heeft met een als ezel geïncarneerde God. In 1968 werd hij uiteindelijk vrijgesproken.
Over de ‘affaire’ rond Gangreen schreef Walter van den Broeck de ‘politiek-erotische satire’ In beslag genomen (1972).
In de loop van de geschiedenis zijn schrijvers of hun uitgevers vaak in aanraking gekomen met het gerecht omwille van ‘zedeloosheid’. Tot de bekendste behoren Gustave Flaubert en D.H. Lawrence. Flaubert werd aangewreven dat hij het overspel van zijn personage Madame Bovary zou verheerlijkt hebben. De eerste ongecensureerde editie van D.H. Lawrences Lady Chatterley’s Lover door Penguin Books in 1960 kwam de uitgever op een proces te staan, dat hij evenwel won.