Kies je taal:

Vanden vos Reynaerde


± 1260, dierenepos

In het eerste fragment (vers 62-77) houdt koning Nobel, de leeuw, een hofdag. De eerste klager over de misdaden van de vos is een hoge edelman met een grote aanhang, Isengrijn de wolf.

Na nog twee andere klachten neemt Reinaerts neef, Grimbeert de das, de verdediging van zijn oom op zich. Hij haalt in het tweede fragment (vers 230-246) allerlei retorische trucs naar boven om van Reinaert een authentieke heilige te maken. Hoeveel leed heeft de vos niet zelf moeten ondergaan door de veel sterkere wolf?

Overgenomen uit: J. Janssens (red.), Van den vos Reynaerde. Het Comburgse handschrift, (Davidsfonds), Leuven, 1991.

Vers 62-77

Isingrijn ende sine maghe
Ghinghen voer den coninc staen.
Ysengrijn begonste saen
Ende sprac: “Coninc, heere,
Dor hu edelheit ende dor hu eere
Ende dor recht ende dor ghenade,
Ontfaerme hu miere scade
Die mi Reynaert heeft ghedaen,
Daer ic af dicken hebbe ontfaen
Groeten lachter ende verlies.
Voer al dandre ontfaerme hu dies
Dat hi mijn wijf hevet verhoert
Ende mine kindre so mesvoert
Dat hise beseekede daer si laghen,
Datter twee noint ne saghen
Ende si worden staer blent…”
 
Vers 230-246
“Dese pine ende dit onghemac
Hevet hi leden dor Ysengrijne
Ende ondert waerven meer dan ic hu rijme.
Ghi heeren, dinct hu dit ghenouch?
Nochtan, om meer onghevouch
Dat hi claghet om sijn wijf,
Die Reynaerde hevet al haer lijf
Ghemint, so doet hi hare.
Al ne makedent zijt niet mare,
Ic dart wel segghen over waer
Dat langher es dan VII jaer
Dat Reynaert hevet hare trauwe.
Om dat Haersint, die scone vrouwe,
Dor minne ende dor hoveschede
Reynaert sinen wille dede,
Wattan? So was sciere ghenesen.
Wat talen mach daer omme wesen?

Vers 62-77

Isengrijn en zijn verwanten
gingen voor de koning staan.
Isengrijn begon onmiddellijk
en sprak: “Koning, heer,
ter wille van uw edelheid en uw eer,
en ter wille van recht en genade,
ontferm u over de grote schade
die Reinaert mij heeft berokkend.
Van hem heb ik dikwijls
grote scha en schande moeten verduren.
Bovenal, ontferm u hierover:
hij heeft mijn vrouw onteerd
en mijn kinderen mishandeld
door ze te bepissen, waar ze lagen,
zodat er twee volstrekt niets meer zagen
en ze beiden stekeblind werden.
 
Vers 230-246
Deze pijn en deze ellende
heeft hij moeten doorstaan door Isengrijn,
en honderd maal meer dan ik u vertel.
Heren, vindt u dit niet genoeg?
Nochtans is er nog iets onwelvoeglijkers:
dat hij om zijn vrouw klaagt,
die Reinaert heel haar leven
heeft bemind en dat is wederzijds.
Ook al maakten ze het niet overal bekend,
ik durf naar waarheid beweren
dat het al langer is dan zeven jaar
dat ze Reinaert trouw is.
En als Haersint, de mooie vrouw,
uit liefde en uit hoofsheid
Reinaert ter wille was,
wat dan? Ze had het spoedig verwerkt.
Waar maken we woorden aan vuil?