Niet iedereen is ervan overtuigd dat Multatuli met zijn Max Havelaar een klokkenluider is geweest. Op 3 december 2009 publiceerde David ten Cate in NRC Handelsblad een bijdrage met als titel “Multatuli was helemaal geen klokkenluider” en als ondertitel “Mishandeling van de bevolking van Nederlands-Indië was al breed bekend. Multatuli kón daarom geen klok luiden.”
Nu was Multatuli inderdaad niet de eerste om koloniale toestanden aan te klagen. Jacob Haafner (1754-1809) had in zijn reisverhalen al een halve eeuw vroeger kolonialisme en slavernij krachtig veroordeeld. Harriet Beecher Stowe (1811-1896) deed acht jaar voor Max Havelaar hetzelfde met haar bestseller Uncle Tom’s Cabin; or, Life Among the Lowly. En specifiek met betrekking tot Nederlands-Indië (het tegenwoordige Indonesië) had bijvoorbeeld de liberale politicus Wolter Robert baron van Hoëvell (1812-1879) al meer dan tien jaar voor Multatuli geprotesteerd tegen de slechte behandeling van inlanders en slaven.
Maar niemand wist zijn aanklacht te formuleren met zoveel bravoure, verve, talent en retoriek als Multatuli in 1860. Bovendien had hij door zijn verzoek om eervol ontslag uit ’s lands dienst en de armoede die daarvan het gevolg was, metterdaad bewezen dat het hem menens was. Dezelfde Van Hoëvell die er met talrijke bijdragen en zelfs een novelle niet in geslaagd was om een ruimer publiek te bereiken dan specialisten in het Indisch bestuur, verklaarde in de Tweede Kamer nadat Max Havelaar verschenen was: “Er is de laatste tijd eene rilling door het land gegaan, veroorzaakt door een boek.”
Multatuli mag dan een al bekende klok geluid hebben, hij heeft het op zo’n manier gedaan dat zelfs doven ervan gingen rillen.