Max Havelaar heeft niet alleen het Nederlandse koloniale beleid beïnvloed, maar evenzeer de Nederlandse literatuur.
Nadat Jacob van Lennep (1802-1868) – rijksadvocaat, politicus en in zijn tijd beroemd auteur – het handschrift gelezen had, schreef hij op 18 november 1859 aan rechter en raadsheer Willem J.C. van Hasselt (1795-1864) én aan Multatuli: “’t Is bl… mooi, ik weet het niet anders uit te drukken.” Bedoeld was “bliksems”, maar die krachtterm mocht toen blijkbaar niet voluit geschreven worden.
Multatuli heeft radicaal afgerekend met de literaire thema’s die in zijn tijd in de mode waren. Max Havelaar is geen avonturenverhaal met een happy end, maar een boek over koffieveilingen, koloniale misstanden en niet-beloonde deugd. De stijl was nieuw: geen gemaakt boeken-Nederlands, maar de taal die men sprak. Ook de structuur van het boek was ongewoon. Dat de auteur op het einde van de roman de pen uit handen van de verteller nam om in eigen naam op te treden, was overrompelend nieuw. Met recht en reden schreef Multatuli op 19 oktober 1859 aan zijn vrouw Tine (eigenlijk Everdina Huberta baronesse van Wijnbergen (1819-1874)): “mijn schrijven is eene geheel nieuwe genre die op niets lijkt”. Max Havelaar heeft een frisse wind doen waaien door de Nederlandse literatuur, maar ook door de Vlaamse.
Al op 15 november 1865 schreef de Vlaamse dichter Julius de Geyter (1830-1905) aan zijn vriend-dichter Frans de Cort (1834-1878): “Welnu, tusschen dien man en de andere Hollandsche schrijvers, van Bilderdijk tot Beets inbegrepen, is er een hemelsbreed verschil: hy is het leven, zy zyn momiën. […] Ge mòet Multatuli lezen.”
Wazenaar (pseudoniem van Armand de Vos (1840-1906)) schreef met Een Vlaamsche jongen zijn eigen Max Havelaar. Paul van Ostaijen (1896-1928) juichte over Duizend-en-enige hoofdstukken over Specialiteiten – een sarcastisch boek waarin Multatuli de draak steekt met het kortzichtige specialistendom – : “Goddank, dat we, in zo’n boek van 1870, nog eens Nederlands lezen dat de opstellen van een H.B.S.-leraar te boven gaat!” Willem Elsschot (1882-1960) drukte ten slotte op 14 september 1950 zijn bewondering voor Multatuli uit in de volgende woorden: “Multatuli is in ons taalgebied een ware Prometheus geweest. Afgestoten door alle machthebbers heeft hij in ballingschap zijn brood gegeten maar zonder versagen de fakkel van het non-conformisme en van de opstandigheid hoog gehouden. Uit zijn as is de hele moderne Nederlandse litteratuur opgeflakkerd. Zijn cultus is ons aller heilige plicht.”