Door de mengeling van proza en poëzie en de aanwezigheid van illustraties lijkt het verhaal van Mariken van Nieumeghen vooral op een leespubliek te zijn gericht. Toch ademt dit werk de levendige cultuur van literaire orale performance waarin het is ontstaan.
Het gedrukte boek mag aan het begin van de zestiende eeuw dan aan een onstuitbare opmars bezig zijn geweest, literaire teksten werden nog in de eerste plaats mondeling gepresenteerd. Dit was vooral het geval in het milieu van de rederijkers waarin Mariken tot stand kwam. Denk bijvoorbeeld aan de hartstochtelijke lofzang op retorica die Mariken voordraagt in de Antwerpse herberg De Gouden Boom of aan het Wagenspel van Masscheroen waar ze samen met Moenen getuige van is tijdens de Nijmeegse Ommegang.
De opvoering maakte zo’n indruk op Mariken dat ze er berouw over haar zondige leven door kreeg. Herman Pleij suggereerde dat de afwisseling tussen verhalend proza en dialogen in verzen in de Mariken wel eens een residu zou kunnenzijn van het feit dat de tekst oorspronkelijk als poppenspel heeft gefunctioneerd. Maar ook het lezen van het boekje zelf zal een zeker performance karakter hebben gehad. Naar alle waarschijnlijkheid werd het niet individueel en in stilte geconsumeerd maar in groep voorgelezen.