De rijke lied- en zangcultuur in de laatmiddeleeuwse Nederlanden kreeg in Protestantse milieus een bijzondere impuls door het belang dat hervormers (en in de eerste plaats Johannes Calvijn) hechtten aan het samen verheerlijken van God door middel van gezang.
Het meest geschikt hiervoor waren volgens Calvijn de psalmen. Samen met de Franse dichter Clément Marot maakte en bundelde hij berijmde psalmvertalingen voor gebruik in de Calvinistische gemeenschappen. De verzameling (waarvan de eerste editie verscheen in 1539) werd verschillende malen uitgebreid en zette ook Nederlandse auteurs, zoals Lucas d’Heere en Marnix van Sint-Aldegonde, ertoe aan om psalmen te vertalen en te berijmen.