Harry Mulisch' opvatting over het schrijverschap (autonomie van het literaire werk, de afwezige schrijver) kwam voor het eerst duidelijk tot uiting in de bundel Voer voor Psychologen (1961).
Nadien wordt ook het engagement erbij betrokken. Via het concept van de mythe wilde Mulisch, in navolging van Thomas Mann, literatuur schrijven die zowel autonoom was als politiek geladen en relevant (zie S. Bax, De Mulisch Mythe (2015, p. 74).
Diverse historische gegevens worden - zoals trouwens duidelijk zichtbaar in De Aanslag - met elkaar in relatie gebracht en op elkaar gestapeld in één mythische tekst, om zo de essentie van de geschiedenis te benaderen. Mulisch was gefascineerd door de alchemie en door de ‘coincidentia oppositorum’ van Nicolaus Cusanus (1400-1464).