Elckerlijc
Och, Doot, sidi mi soe bi,
Als icker alder minst op moede.
Doot, wildi van mi hebben goede?
Duysent pont sal ic u gheven
Op dat ic behouden mach mijn leven
Ende doet mi een verdrach van desen.
Die doot
Elckerlijc, dat en mach niet wesen.
Ick en aensie goet, schat noch have;
Paeus, hertoghe, coninc noch grave
En spare ic niet nae Gods ghebieden.
Waer ic met schatte te vermieden,
Ick creghe wel alder werelt goet.
Nu houtet al met mi den voet.
Oec en gheve ic uutstel noch verdrach.
Elckerlijc
Allendich, arm katijf, o wach!
Nu en weet ick mijns selfs ghenen raet
Van rekenninghe te doen: mijn staet
Es so verwerret ende so beslet,
Ic en sier gheen mouwen toe gheset;
So is mijn herte om desen in vaer.
Och mocht ic noch leven .xij. jaer,
So soudic mijn ghescrifte exponeren
Ende oversien; wilt doch cesseren
Als nu, lieve Doot, van wraken,
Tot dat ic versien bin op die saken.
Dat bid ic u doer Gods ontfermen.
Die doot
U en mach baten smeken oft kermen.
Dus siet wat u staet te beghinnen.
Elckerlijc
Lieve Doot, een sake doet mi bekinnen:
Al yst dat ic dese vaert moet aengaen,
Soudic niet moghen wederkeeren saen,
Als ic mijn rekeninghe hadde ghestelt?
Die doot
Neen ghi, nemmermeer!
Iedereen
Och, Dood, net op het meest onverwachte moment
Ben je mij het dichtst nabij.
Dood, zijn het materiële goederen die je van mij wil?
Duizend pond zal ik je geven
Als ik mag blijven leven
En deze kelk aan mij voorbij mag gaan.
De Dood
Zo werkt het niet, Iedereen.
Goederen, schatten en bezittingen zijn van geen tel voor mij;
Ik spaar pausen, koningen noch graven,
Het is zo dat God het wil.
Mocht ik met schatten kunnen worden omgekocht,
Alle goederen ter wereld zouden mijn deel zijn.
Nu moet iedereen met mij meestappen.
En aan uitstel of kwijtschelding doe ik niet.
Iedereen
Ah, arme ellendeling die ik ben!
Ik zie geen enkele manier meer
Om geen rekenschap te moeten afleggen: mijn zaken
Zijn er zo belabberd en chaotisch aan toe,
Ik zie niet hoe ik dit moet aanpakken;
De angst slaat mij om het hart.
Mocht ik nog twaalf jaar kunnen leven,
Dan kon ik mijn boeken doorlichten
En overzien; stel je vergelding
Toch nog even uit, lieve Dood,
Tot ik mijn zaken op orde heb gebracht.
Dat verzoek ik je bij de genade Gods.
De Dood
Smeken of klagen zullen je niets opleveren.
Denk dus maar na over wat je te doen staat.
Iedereen
Lieve Dood, vertel mij een ding:
Ik begrijp dat ik deze tocht moet aanvatten,
Maar zou ik niet snel mogen terugkeren,
Eens ik mijn rekening heb vereffend.
De Dood
Nee, dat mag je nooit meer!