Amazonen
Jacob van Vetri seghet
dat in Orienten leghet
lant van wonderliken lieden.
In sinen boeken hore men bedieden,
ende in vele boeken mede,
dat daer es in ene stede
volc van vreemder manieren;
een lant belopen van rivieren,
dat Amasonia es ghenant.
El niet dan wive wonen int lant,
ende sonder geselscap van manne.
Daer sijnre meer nochtanne
dan CC dusent vrouwen.
So welc tijt datse manne scouwen,
daer si van enighen wige keren,
daer si zeghe hebben met eren,
so nighen si hem allen daer.
Nemmeer dan ene warve int jaer
sone willen si te manne gaen;
ende alsi kint hebben ontfaen,
eist een knapelijn, si houdent VII jaer
ende sendent den vader daernaer.
Eist een maghedekijn, si houdent dan;
dus houden si haer lant sonder man.
Die manne wonen van hem versceden:
daers gheen geselscap van hem beden.
Ghelijc recht als ment mach mecken,
dat die vogle met crommen becken
die femmelen staerker sijn
dan die maerle, alst es anscijn,
also mach men bescouwen
staerker boven manne die vrouwen;
ende oec en eist sonder redene niet,
die men bi naturen siet;
want so een starker dinghe wederstaet
der oncuscher luxurien raet,
daer men vele machts bi verdrivet,
so men met rechte staerker blivet.
De haring
Allec dats des harinx name,
een visch scone ende bequame,
also vele als Liber rerum seghet,
die alremeest te wassen pleghet
ende best, dus es et bekant,
tusschen Norweghe ende Inghelant.
In die tijt datmene vaet,
seght men dat al zeevisch staet
in sire ghetidecheide ten besten.
In heerfst tidet hi ten westen,
alsoe oec dat voghelte doet.
Al es hi clene, hi es waert ende goet.
Versch so es hi goet ter curen,
ghesouten mach hi wel gheduren.
Bi den watre leeft hi allene,
anders nut hi groet noch clene.
Die miltheit Gods al onghegront
sende ons desen ter herefst stont
met menegen so doergroet,
dat menech daer bi coemt uter noet.
In wintertijt vaert hi hem decken
ende in der zeegront trecken
De mug
Culex, als Ysidorus seghet,
es een woerm die sughens pleghet
bloet van lieden ende van dieren.
Een strael heeft hi van der manieren
in sinen monde staen wel,
daer hi mede doerboert een vel,
ende sughet bloet, dit es sijn recht.
Culex minnet sere tlecht
ende stede daer hijt droghe weet.
Soete dinghe heeft hi leet.
Die in husen slaept of opt velt,
die dese ontsien, alsmen ons telt,
et hi loec, slaept hi of waect,
engheen culex hem ghenaect.
Amazonen
Jacob van Vitry zegt
dat in het Oosten een land
ligt met wonderlijke mensen.
In zijn boeken – en ook in vele andere –
kan men lezen
dat daar op een bepaalde plaats
een volk woont met vreemde gebruiken.
Het is een land dat omsloten wordt door rivieren
en dat Amazonië wordt genoemd.
In dat land wonen alleen maar vrouwen,
zonder dat er mannen bij zijn.
Toch zijn daar meer
dan tweehonderdduizend vrouwen.
Telkens wanneer mannen hen
met eer beladen als overwinnaars
zien terugkeren van een slagveld,
buigen ze allen voor hen neer.
Slechts één keer per jaar
willen ze seksuele omgang hebben met een man;
wanneer ze zwanger zijn
van een jongetje, houden ze het zeven jaar bij zich
en sturen het daarna naar de vader.
Als het een meisje is, houden ze het bij zich;
zo houden ze hun land mannenvrij.
De mannen wonen gescheiden van hen:
ze gaan niet met elkaar om.
Juist zoals men kan zien
dat bij vogels met kromme snavels
de vrouwtjes duidelijk sterker zijn
dan de mannetjes,
zo kan men zien
dat de vrouwen sterker zijn dan de mannen;
en daar is een goede reden voor
die overeenkomt met de natuurwet;
want hoe meer weerstand men biedt
aan de bekoring van onkuise lusten,
die iemand veel krachten kost,
hoe sterker men blijft.
De haring
Allec, dat is de naam van de haring,
een mooie en sierlijke vis,
zoals het Liber rerum zegt,
die vooral groeit,
zoals men weet,
tussen Noorwegen en Engeland.
Men zegt dat alle zeevissen
in het seizoen waarin men hem vangt
op hun best zijn.
In de herfst trekt hij westwaarts,
zoals de vogels.
Al is hij klein, hij is lekker en goed.
Vers is hij voortreffelijk,
wanneer hij gezouten is kan hij lang meegaan.
Hij leeft alleen van water,
iets anders eet hij niet.
Gods oneindige mildheid
stuurde hem naar ons in de herfst
in zulke grote groepen,
dat velen daardoor aan de hongersnood ontkomen.
In de winter verbergt hij zich
in het diepste van de zee.
De mug
Culex, zegt Isidorus,
is een ‘worm’ die bloed
uit mensen en uit dieren zuigt.
Hij heeft een angel
in zijn bek,
waar hij de huid mee doorboort
en het bloed opzuigt, dat is zijn natuur.
Culex houdt veel van licht
en van plaatsen die droog zijn.
Hij houdt niet van wat zoet is.
Men zegt ons dat wie binnen of buiten slaapt
en muggen vreest,
onaangetast blijft, als hij knoflook eet,
of hij nu slaapt of wakker blijft.