Kies je taal:

apocrief / de analphabetische naam (apocryphe / le nom analphabétique)


1952, poésie

Het gedicht 'de schoonheid van een meisje' (links) kan als een soort programmaverklaring van Luceberts dichterschap worden gelezen: hij gaat niet op zoek naar een (alfabetische) ordening, maar naar een eigen, spontane (analphabetische) manier om de dingen te verwoorden. Die zoektocht leidt soms tot een vloed van beelden en metaforen, maar soms ook tot een pure, naakte manier van zeggen. Dat laatste blijkt uit het tweede fragment (rechts).

de schoonheid van een meisje
of de kracht van water en aarde
zo onopvallend mogelijk beschrijven
dat doen de zwanen


maar ik spel van de naam a
en van de namen a z
de analphabetische naam

daarom mij mag men in een lichaam
niet doen verdwijnen
dat vermogen de engelen
met hun ijlere stemmen

maar mij het is blijkbaar is wanhopig
zo woordenloos geboren slechts
in een stem te sterven

waar ben ik

waar ga ik
wie verneemt mij
wie neemt mij mee
wie overhoort mij
wie heeft mijn oren
zij zijn verstolen
zij zijn verborgen
borsten
bijtels weten daarvan

hoeveel begeerte belegt mijn mond
eten
ik spreek melkglazen bevruchting in de lucht
een ieder zij voorzichtig
een ieder bukt zich
er is geweldig
er is de toen 
er is de thans
nu is er een hol
dan is er een kom
waar ga ik
waar ben ik
men mij
letter mij
is mij is mij
mij
frijs 
mij
is mij