Alle gedichten van Eiland der ziel zijn voorgepubliceerd in literaire tijdschriften van zeer uiteenlopende signatuur, van De vrije bladen tot Opwaartsche wegen, en in de bloemlezingen Werk (1936) en Spectrum (1936), allebei verzamelingen van ‘Jong-Protestantsche’ poëzie, en In aanbouw (1939) dat werk bevat van (niet noodzakelijk christelijke) jongeren.
Achterberg zocht niet naar specifieke podia die bij zijn poëtica zouden passen; hij wilde gepubliceerd worden. Wel valt op dat de meeste van de gedichten uit Eiland der ziel, twintig, respectievelijk achttien stuks, werden gepubliceerd in het protestants-christelijke blad Opwaartsche wegen en in het nieuwe, seculiere blad voor jongere letterkunde Werk. Achterberg heeft zich nooit tot één richting beperkt, maar de aandacht van het christelijk deel der natie voor zijn poëzie is altijd groot geweest, zij het niet altijd zonder moreel gemor.
Zeker toen hij gevangen zat en wegens zijn terbeschikkingstelling verpleegd werd, had Achterberg er belang bij dat iedereen kon zien dat hij met zijn poëzie wel degelijk een positie had in de ‘geordende maatschappij’ waar hij als ‘psychopaath’ niet thuis hoor[de]’, volgens een onderzoeksrapport. Extramurale literaire mentoren als Roel Houwink, Ed. Hoornik en Jan Vermeulen waren hem behulpzaam bij zijn pogingen te laten zien dat hij ertoe deed.
Dit streven kan ook een verklaring zijn voor het gegeven dat Afvaart werd ingeleid door Roel Houwink en Eiland der ziel door Ed. Hoornik. Het kan ook verklaren waarom andere bundels werden opgedragen aan Gerrit Kamphuis, Simon Vestdijk A. Marja en andere literatoren, en aan andere mensen van maatschappelijk aanzien. Zoals het in ‘Pharao’ staat, waren voor Achterberg zijn bundels ‘krachten waarmee ik opstaan moet'.