Kies je taal:

Wolfijzers en schietgeweren (Beartraps and Firearms)


1942, prose and poetry

De gedichten van Richard Minne (links) spreken meteen aan. Ze zijn bedrieglijk eenvoudig, bevatten een komische ondertoon en typeren de bescheidenheid van de auteur.

In het geselecteerde prozafragment (rechts) denkt de schrijver na over zijn rol in ons 'kultuurland'.

Overgenomen uit: Verzameld werk. Bezorgd door Yves T’Sjoen en Anna Marie Musschoot. Amsterdam: Van Oorschot (2006).

Ode aan den Eenzame
Gelijk een bron
zijt ge in de zon
op de hoogvlakte van Pamir.
 
Geen herder zelfs
die in 't gewelf
van zijne hand uw klaarheid schept.
 
Van heinde en ver
alleen een ster
schiet toe en geeft zich gewonnen.
 
 
Gogol
Ik lees Gogol. Hij is groot.
Hij spreekt van liefde en dood,
en dat de menschen klein zijn
en voor elkaar venijn zijn
en dat, trots alles, dit leven
nog hoog staat aangeschreven.
 
 
Vade-mecum voor den Dichter
Doe dommer dan gij zijt,
maar mijd u voor de klippen;
leef buiten ruimte en tijd,
doch spoed u lijk de kippen.
 
Werk zonder mate en plan,
maar spied door alle luiken;
veracht den burgerman,
doch ledig zijne kruiken.

6 november 1929

…Ik heb een definitie gevonden voor wat een kultuurland is: dat is een land  waar de letter-kundige zooveel verdient als de letterzetter. Bij de wilden kan men, denk ik, zijn maniok of zijn brood verdienen met vertellen. Daar zijn we echter reeds voorbij, helaas. In de landen van beschaafd Europa kan men het met schrijven. En daar zijn we nog niet. We zwabberen tusschen de twee. We zijn geen wilden en geen beschaafden, we zijn Vlamingen. Een schoone pot eten. Wij hebben slechts het recht ons testament te schrijven. En dan nog: we hebben er niets in te zetten.