Kies je taal:

Refreinen (I) (Refrains)


1528, poetry

Anna Bijns mag er dan niet veel van hebben begrepen (of van hebben willen begrijpen), maar dat ze tegen Luthers leer goed stemming kon maken, mag blijken uit het veertiende refrein uit de bundel van 1528.

(Vertaling: Dirk Coigneau)

O Heere der heeren, wilt onser ontfermen,

Bewaert u scaepkens, aylacen wachermen,
Want tsijn nu de perikeloose tiden
Daer Paulus af scrijft, elc mach wel kermen.
De helsce geesten met legionen swermen.
Tes al boos, waer dat wi gaen oft rijden,
Wi sien tcristen volc aen alle sijden
Vechten en strijden,
Malcanderen benijden
En broederlijcke liefte geheel vercouwen.
Ongeloove regneert, wie mach hem verbliden?
Wi moeten ons liden,
God wil ons bevriden
Want alle de werelt is vol ontrouwen.
Gheen staten en leven also si souwen.
Des ic van vreesen geheel verdwine,
Maer datmen Gods geboden dus luttel siet houwen
Dit comt meest al tsamen uyt Luthers doctrine.
 
Wat isser corts al oncruyts gesproten,
Wat isser in Duytschlant al bloets vergoten
Tot groten profijte vanden helscen draken.
Kercken berooft, ten heeft hen niet verdroten.
Wat wert daer menich clooster ontsloten
Daer de boeven Christus maechdekens ontscaken.
Wat isser al die haer gelooften versaken,
Gheen werc en maken
Van dat si eens spraken.
Wat sietmer al aen dese dwalinghe hanghen.
Waer sal dit volcxken ten eynde geraken?
Sommighe op kaken,
Dander aen staken.
Na wercken sullen si noch loon ontfangen.
Dit gespuys is arger dan broetsel van slangen:
Si vergeven die sielen met haren venijne.
Maer datmen nu gaet dese slimme gangen,
Dit comt meest al tsamen uyt Luthers doctrine.
 
 
 
De prince der duvelen is ontbonden
En hi heeft sijn ingelen uyt gesonden
Maer selve heeft hi Lutherum beseten.
Hi leert de menscen leven al warent honden,
Noyt veel arger ketter en was ghevonden.
Als Arrius heeft hi hem ghequeten
Als thooft van alle valsce propheten.
Door sijn stout vermeten
Wilt hi meer weten
Dan al die geweest sijn binnen dusent iaren.
Augustinus scriften, vol dieper secreten,
Si al vergheten
Als out en versleten.
Hieronimium, Ambrosium sietmen sparen,
Ja sommige seggen dat al esels waren
En datse nu liggen inde helsce pijne.
Dat alle de landen dus qualic varen
Dit comt meest al tsamen uyt Luthers doctrijne.
 
 
De muncken hangen haer cappen opte tunen,
De papen laten bewassen haer crunen
En gaen als ruters den cost beiaghen.
Dit volc is arger dan de Hunen,
Si eten svrydaechs wel vette capunen,
Hoe datse vasten en derfmen niet vragen.
Tcruys Christi en willen si niet dragen,
Het duncken hem saghen.
Si vollen haer maghen
En volgen haer eygen sinlijc beroeren.
Siet eens hoe viertmen de heilige dagen,
Al crighen wi plaghen
Wi verdienen slaghen.
Nonnen die reinicheyt geloofden en swoeren
Loopen uyten cloosters en worden hoeren,
Een verloopen munc trout een bagijne.
Wat sal ic seggen van deser voeren?
Dit comt meest al tsamen uyt Luthers doctrine.
 
 
Men veracht nu Gods moeder en alle santen,
Spinsters, naeysters, malloten en danten,
Dit sijn god wouts nu al doctorinnen.
Overspeelders, bedriegers, droncken callanten
Sijn nu doctoren en predicanten:
Si verstaen scriftuere na haer eygen sinnen.
Sy sugen quaet uyt goet en slachten der spinnen,
Si rasen van binnen
Tes goet om kinnen,
Si soecken hem selven, avont en noene.
Haer sinlicheit en willen si niet verwinnen.
Wellust si minnen,
Wat si beghinnen.
Selden oft nemmermeer gaen si te sermoene,
Maer preecter ergens een ketter int groene
Daer loopen si om elc de eerste te sine.
Dat tvolc in quaet doen nu es dus coene
Dit comt meest al tsamen uyt Luthers doctrine.
 
Leest alle cronijcken en verstaet den keest:
De menscen en waren noyt dus ongevreest.
Wie sietmen God soecken? Letter oft gheene.
De lutherianen roepen al den gheest,
Maer na mijn duncken tvleeschs soecken si meest
Want certeyn si slapen seer noode alleene.
Leent yemant eens anders wijf, al heeft hi eene,
Tgoet is al ghemeene,
Dus weest vry van weene.
Men derf nyet biechten, ten is maer een suchten.
Leeft ergens een maechdeken suver en reene
Si knaghent ten beene
Om van God te scheene.
Luthers secte en mach geen maechden geluchten,
Hi heeft ooc een gaeyken gaen de geruchten
Daer hi mede speelt achter de gaerdijne.
Gelijc den boom is, so bringt hi vruchten.
Dit comt meest al tsamen uyt Luthers doctrine.
 
 
 
Men derf niet vasten, niet beden, niet vieren.
Hout Luthers leere, raden die boose ghieren.
Tgeloove is genoech, Christus heeft betaelt,
Laet beelden breken, berooven, ontcieren.
Gaet niet te biechten, tsijn quade manieren,
Want de kercke heeft tot noch toe gedwaelt.
Gods geest is alleene op Lutherum gedaelt,
Die heeft hem bestraelt,
Dus raet aen hem haelt,
So muechdi leiden een wellustich leven.
Laet de papisten, volcht hem, rasch niet en draelt,
Alle duechden versmaelt
En in sonden verstaelt,
Tes den wille Gods, hi salt saen vergeven.
Doude gesellen hebben te scherp gescreven,
Ghi sullet al beter vinden ten fijne.
Daer en is geen vagevier, vry laet niet beven.
Dit comt meest al tsamen uyt Luthers doctrine.
 
Prince, comt uyt Luthers leere oock eenich goet?
Neent moet ghi antwoorden sidi anders vroet,
Maer hi met alle sinen ghesellen
Sijn scadelijcke wolven onder tcristen bloet
Die de scaepkens vermoorden die Christus voet.
Tsijn rechte ingelroeyen vander hellen.
Ghinct na haren wille, men soude vellen
Clusen en cellen,
Cloosters, capellen,
Want so si seggen, men behoeft geen kercken.
De clocken heeten si Antechrists bellen.
Ten es niet om spellen
Oft oock om tellen
Tquaet dat bedriven dees lutersce clercken.
Si ontraden alle goede wercken.
Hier omme blive ic noch bi dmine
Want willen wy de werelt nu wel aenmercken
Alle quaet comt meest uyt Luthers doctrine.

O Heer der heren, wees ons genadig.

Behoed uw schaapjes die, helaas, zeer te beklagen zijn,
want ’t is nu de gevaarlijke eindtijd
waar Sint Paulus over schrijft, tot schrik van eenieder.
De helse geesten zwermen met legioenen uit.
Niets dan boosheid vinden we allerwegen.
Overal zien we christenen
vechten en strijden
en elkaar benijden,
en broederlijke liefde geheel verkillen.
Ketterij (of kwade trouw) regeert: wie zou daar vrolijk van worden?
We moeten geduld oefenen
en hopen dat God ons helpt,
want in de wereld is niets of niemand te vertrouwen.
Geen enkele stand leeft zoals het zou moeten,
wat me geheel ineen doet krimpen van schrik.
Maar dat men zich zo weinig aan Gods geboden ziet houden,
dat komt zo goed als geheel door Luthers leer.
 
Wat voor onkruid is er onlangs niet allemaal ontsproten?
Hoeveel bloed is er in Duitsland (met de Boerenopstanden) niet vergoten,
tot groot voordeel van de duivelse draken in de hel?
Men heeft zich niet ontzien om kerken te beroven.
Hoeveel kloosters worden daar niet opengebroken
door boeven die er de nonnetjes, Christus’ maagden, uit roven?
Hoeveel zijn er al niet die aan hun kloostergeloften verzaken,
geen belang meer hechten
aan wat ze eens beloofden?
Hoeveel ziet men er al niet aan deze dwalingen verslingerd raken?
En waar zal dit volkje uiteindelijk terechtkomen?
Sommigen aan schandpalen,
anderen op brandstapels.
Loon zullen ze nog naar hun werken ontvangen.
Dit gespuis is erger dan slangengebroed:
ze vergiftigen de zielen met hun venijn!
Maar dat men nu deze boze wegen gaat,
is het meest van al te wijten aan Luthers leer.
 
De vorst der duivels is van zijn boeien ontdaan
en heeft zijn ‘engelen’ uitgezonden,
maar zelf heeft hij Luther in zijn bezit genomen.
Die leert de mensen leven als honden!
Van een veel grotere ketter werd nooit gehoord.
Net als (de aartsketter) Arius heeft hij zich
als het hoofd van alle valse profeten gedragen.
In zijn grote vermetelheid
wil hij wijzer zijn
dan wie ook in duizend jaar.
De diepzinnige geschriften van (de kerkvader) Augustinus
worden aan de kant gezet
als oud en versleten.
(Geleerde theologen als) Hieronymus en Ambrosius worden genegeerd,
ja, sommigen zeggen dat het allemaal ezels waren
en dat ze nu in de hel liggen te branden.
Dat het overal zo slecht gaat,
komt het meest van al door Luthers leer.
 
De monniken gooien hun kap over de haag,
de priesters laten hun tonsuur met haar begroeien
en gaan als vrijbuiters hun kost verdienen.
Dit soort volk is erger dan de Hunnen.
Zij eten op vrijdag wel vette kapoenen:
kun je nagaan hoe goed ze vasten!
Christus in zijn lijden navolgen, willen ze niet.
Zoiets lijkt hen maar een overbodig verzinsel.
Ze vullen hun magen
en volgen hun eigen zinnelijke lusten.
Zie maar eens hoe weinig de kerkelijke feesten nog worden gevierd.
Dat we door plagen worden geteisterd,
is dan ook ons verdiende loon.
Nonnen die plechtig kuisheid beloofden,
lopen de kloosters uit om hoer te worden
en verlopen monniken trouwen een begijn.
Luister wat ik zal zeggen over dit gedrag:
dit komt het meest van al voort uit Luthers leer.
 
 
Men veracht nu Gods moeder en alle heiligen,
(maar) spinsters, naaisters, gekkinnen en slonzen,
die worden godbetert als hooggeleerde vrouwen beschouwd.
Overspelplegers, bedriegers, dronkenlappen
zijn nu doctoren (in de theologie) en predikanten:
zij leggen de Schrift naar hun eigen goeddunken uit.
Net zoals de spinnen zuigen zij kwaad uit het goed.
Doldwaas zijn ze,
dat mag wel duidelijk zijn.
Zelfzuchtig zijn ze, altijd.
Hun zinnelijke natuur willen ze niet bedwingen.
Wat ze ook ondernemen,
wellust is wat hen drijft.
Zelden of nooit gaan ze een preek beluisteren,
maar houdt er ergens een ketter een hagenpreek,
dan lopen ze daar elk om ter snelst heen.
Dat het volk in kwaad doen nu zo stoutmoedig is,
komt meest van al door Luthers leer.
 
Lees alle kronieken en je zal goed zien
dat de mensen nooit eerder zo roekeloos leefden.
Wie ziet men God zoeken? Weinigen of geen.
De lutheranen spreken allen luidkeels over ‘de (heilige) Geest’,
maar volgens mij zoeken ze het vlees het meest,
want, voorwaar, ze slapen helemaal niet graag alleen.
Leent iemand andermans vrouw, ook al heeft hij er zelf een,
daarom niet getreurd,
want alle bezit wordt gemeenschappelijk gedeeld.
Men hoeft niet te gaan biechten (zo luidt het),
want dat gekerm stelt niet veel voor.
Leeft ergens een meisje zuiver en rein,
dan stellen ze alles in het werk
om haar van God af te trekken.
Luthers sekte verdraagt geen maagden!
Hij zelf heeft naar verluidt ook een liefje
met wie hij zich in bed amuseert.
Zoals de boom is, draagt hij ook vruchten.
Dit alles komt het meest voort uit Luthers leer.
 
‘Men hoeft niet te vasten, niet te bidden, geen heiligdagen te vieren’.
'Hou je aan Luthers leer’, zo raden die kwade wellustelingen.
‘Geloven volstaat, Christus heeft betaald’.
‘Laat heiligenbeelden maar breken, beroofd en ontluisterd worden.
Ga niet te biecht, ’t is een slechte gewoonte,
want de Kerk heeft tot nu toe gedwaald’.
‘Gods Geest is alleen op Luther neergedaald,
die heeft hem bestraald.
Ga dus bij hem te rade,
dan kun je een wellustig leven leiden’.
‘Laat de papisten varen, volg hem, vlug, draal niet’.
‘Doe alle deugden teniet
en word sterk in zonden:
’t is Gods wil, Hij zal ’t vlug vergeven’.
‘De vroegere leraars zijn veel te streng geweest;
jullie zullen het uiteindelijk veel beter hebben’.
‘Het vagevuur bestaat niet, wees daar maar niet bang voor’:
dit alles komt het meest uit Luthers leer.
 
Prince. Komt er uit Luthers leer ook iets goeds?
Neen, zo moet je antwoord luiden als je verstandig wil zijn.
Maar hij en al zijn gezellen
zijn voor de ware gelovigen schadelijke, bloedgierige wolven,
die de schaapjes vermoorden die Christus (als herder) voedt.
Het zijn ware hengelroeden van de hel!
Kregen zij hun zin, men zou kluizen en cellen,
kloosters en kapellen met de grond gelijk maken,
want, zo zeggen ze, men heeft geen kerken nodig.
De klokken noemen ze de bellen van de Antichrist.
Het kwaad dat deze lutheranen bedrijven,
is niet te beschrijven
of te berekenen.
Zij raden alle goede werken af.
Daarom blijf ik mijn standpunt getrouw,
want, nemen we de wereld goed in ogenschouw,
dan blijkt alle kwaad het meest uit Luthers leer te komen.